Terug: Zweven en laten zweven
Vorige pagina: Dit zal Martin Pauly leuk vinden
Volgende pagina: B-brevet
Date: feb 12 '95, 02:49
From: Herman Haverkort
Afgelopen donderdag werd ik zoals gewoonlijk tegen twaalven door Frans uit bed gebeld. Deze keer echter niet met een computerprobleem, maar met het verzoek om mee te gaan zweefvliegen. `Ja' was uiteraard het antwoord!
Op Terlet aangekomen liet Frans mij plaatsnemen in het gereedstaande toestel. Hij legde mij een en ander uit over de functie van allerlei knopjes, meters, schuifjes, checklists (skistok, boks) enzovoort. Frans had geregeld dat een instructeur, Ton Hamers, met mij een rondvlucht zou maken. Ton stapte achter mij in het toestel, waarna ik het eerste deel van de start-checklist zelf deed: zojuist van Frans geleerd. Omdat dat nog wat moeizaam ging, nam Ton het halverwege toch maar van me over.
En toen gingen we. De lier bracht ons verbazend snel en vooral stil op snelheid. Heel anders dan de herrie die bijvoorbeeld een Boeing 727 bij de start wenst te schoppen. Terwijl het laatste vliegtuig duidelijk steen en been klaagt dat het zo veel moeite kost om in de lucht te komen (en te blijven), had het stille en snelle opstijgen nu een haast vervreemdende vanzelfsprekendheid. Mijn eerste zweefvlucht was begonnen!
Het enige vervelende moment in de vlucht bleek het ontkoppelen. Daarbij zakte het toestel opeens een stuk naar beneden, en dat voel je wel in je buik. Scherpe bochten waren even wennen: zo ongewoon voor iemand die zich eigenlijk altijd tot tweedimensionaal gedrag heeft moeten beperken.
Eenmaal in de lucht liet Ton mij al snel zelf eens wat sturen. Best te doen. Ik ging in ieder geval wel steeds de kant op die ik wilde, zij het meestal wat meer of minder dan de bedoeling was. Telkens als ik zelf stuurde, legde Ton zijn handen op mijn schouders om mij duidelijk te laten merken dat hij niet stuurde. Voor de start had hij al uitgelegd dat hij dat vaker deed en dan grofweg twee soorten reacties kon verwachten: lichte paniek of lichte verwondering en trots. Bij mij de verwondering en trots. Ton deed wel steeds zelf het voetenwerk.
De vlucht en de landing hebben dezelfde vanzelfsprekendheid als de start. De geweldige rust in de lucht maakt dat ik er geen moment aan denk dat we vroeg of laat de grond zouden kunnen raken. Het aardoppervlak bevindt zich noch dicht, noch ver onder ons. De hoogtemeter geeft weliswaar uitsluitsel, maar daarvan kan ik slechts denken: `Nu ja, als dat ding het aangeeft zal het wel waar zijn.' Het kan niet echt tot me doordringen. Het komt dan ook tijdens de vlucht eigenlijk geen moment in me op dat ik iets gevaarlijks, iets ingewikkelds of iets gewaagds aan het doen ben, zelfs niet wanneer ik zelf de stuurknuppel vasthoud. Mijn grootouders hebben daar intussen thuis iets andere ideeën over, maar dat is mijn probleem niet. Ik vlieg!
Bij een tweede vlucht mag ik ook het voetenwerk zelf doen. Ton Hamers doet zelf `alleen nog maar' de start en de landing: de rest doe ik! Tenminste, dat zegt hij; ik kan het eigenlijk niet helemaal geloven. Het uitzicht daarboven is magnifiek. Veel te veel te zien om te kunnen bekijken.
Het was helder weer: de elektriciteitscentrale van Nijmegen was duidelijk zichtbaar en Ton wees mij rookpluimen van daar tot Zwolle. Ik wist eigenlijk niet waar ik kijken moest en had helaas geen tijd om daar eens rustig over na te denken: wat mij betreft waren we veel te snel weer beneden. Ik vroeg mij later af of het niet zou gaan vervelen om steeds boven hetzelfde veld te vliegen. Frans zei toen wat over het vliegen zelf dat je aandacht opeist. Dat begreep ik ergens wel, maar ik was niet echt overtuigd. Ik was nog niet tot het besef gekomen dat ik eigenlijk nog bijna niets had gezien, omdat ik door de overvloed niet wist waar ik kijken moest.
Tijdens en na de vlucht vroeg ik me af hoeveel moeite ik me eigenlijk al dikwijls had moeten getroosten om het machtige gevoel te beleven dat je het land kan overzien, als een koning die zijn koninkrijk in ogenschouw neemt. Vergelijkbare ervaringen zijn mij alleen bijgebleven van mijn vakantie in Spanje. Toen de trein over de toppen rolde en daarmee een prachtig vergezicht bood. Maar ja, toen zat ik in de trein. Een hok dat onverstoorbaar en nietsontziend doordendert. Een zweefvliegtuig is gelukkig geen Airbus; het is meer een wat ruim uitgevallen kledingstuk en je kan zelf bepalen hoe je daarmee door het luchtruim wandelt. Daarbij komt nog dat je in de bergen zelden alle kanten op kunt kijken. En dat kon nu toch maar mooi even op slechts enkele kilometers fietsafstand van mijn eigen woonplaats.
Ik heb aan de vliegmiddag nog minstens een etmaal een gevoel van geweldige euforie overgehouden. De uitdrukking `in de wolken zijn' heeft voor mij veel meer betekenis gekregen, en voortaan leef ik met de uitermate prettige ervaring dat ik de wereld eens op een andere manier heb gezien dan de doorsnee autofilist. Zo ik er aan het begin van deze vliegdag nog niet van overtuigd was dat ik minstens eens in mijn leven moest hebben zweefgevlogen, dan ben ik het nu zeker!