[home]  [index] gifupgif gif

Terug: Zweven en laten zweven
Vorige pagina: Een schop voor de kont
Volgende pagina: Zweverig


Dit zal Martin Pauly leuk vinden


 

Date: feb 09 '95, 19:09
From: FG

Vanochtend toonde de lucht zich schitterend blauw, wat aan de koude kant met een paar hoge wolken. Wind 2 tot 3 meter per seconde. Ik zei mijn klarinetles voor die middag af en belde het vliegveld, ook al lag er werk op me te wachten.

De receptie op Terlet vertelde me dat er maar één andere piloot onderweg was. Om het vliegbedrijf te openen moesten zich minstens drie vliegers melden en zelfs dan zou de verhouding cursist-werknemer scheef zijn (één in de bus, één in de lierwagen en, ook belangrijk, één achterin de tweezitter). We spraken af dat ik elk uur even zou bellen om te zien hoe de dag zich ontwikkelde. Terwijl ik thuis wachtte, kwam er meer en meer werk binnen per fax, telefoon en via het Internet en ik dook er vol in om het belangrijkste gedaan te hebben als ik zou kunnen gaan vliegen. Terugfaxen, een expresbrief posten en hopen dat er niet nog meer zou bijkomen om de vliegdag te bederven.

Tegen het eind van de ochtend was de situatie op Terlet nog ongewijzigd. Eén piloot, die maar één enkele start wilde maken, hing er rond. Hij en ik, niet bepaald een markt om de winkel voor te openen. Toen belde ik een vriend, Herman Haverkort, en bood hem een gratis vlucht aan op voorwaarde dat hij onmiddellijk klaar zou staan om mee te fietsen naar het vliegveld. Hij vroeg een paar minuten de tijd om zijn bed uit te komen maar bedacht zich geen moment: hij kwam eraan!

Daarop belde ik Terlet om te melden dat nu drie piloten klaar stonden voor de start, maar ditmaal was de instructeur, die erop rekende dat er toch niemand zou komen, voor een paar uur verdwenen. Ik krabbelde niet meer terug, nam het risico, sloot mijn kantoor af en reed op de fiets naar de plek waar ik Herman zou ontmoeten. Onderweg naar Terlet legde ik hem de principes van het zweefvliegen uit. Op het vliegveld hadden een paar andere vliegers, die toch nog waren komen opdagen, al een tweezitter meegenomen naar een afgelegen strip van het vliegveld waar ik nog nooit eerder was geweest. Vlakbij stonden langs de snelweg Arnhem -- Apeldoorn masten met hoogspanningskabels.

Rob Mertens was DDI, maar instructeur Ton Hamers was nieuw voor me en ook deze plek op het weidse vliegterrein van Terlet was me vreemd. Geen omgeving om aan solovluchten te denken, maar het weer was prima. Een heerlijke dag om in de lucht te zijn.

Herman maakte de eerste zweefvliegstart van zijn leven. Het deed me denken aan de allereerste keer dat ik in een zweefvliegtuig zat, achter mijn vriend Martin Pauly, bij wie ik op bezoek was. We vlogen boven het veld van zijn club in Grefrath, ongeveer vier jaar geleden. Na die wonderlijk kalme vlucht bleef ik lang spelen met de gedachte om zelf te gaan zweefvliegen, tot het er zes maanden geleden eindelijk van kwam, samen met Matthijs.

Net zoals Martin toen (en beter) deed, vertelde ik Herman van alles over het zweefvliegtuig en de manier van vliegen, ruim voor zijn eerste vlucht, terwijl hij in de cockpit zat en zo te zien ontspannen alles in zich opnam. Verrassend snel had hij door waar de metertjes voor dienen, en bewoog hij knuppel en voeten voor een denkbeeldige goed gecoördineerde bocht. Ik vertelde Ton Hamers, die in de achterste zitplaats klom, dat Herman een snelle leerling is, wat hij met een gezonde scepsis aanhoorde.

Tijdens de eerste vlucht maakte Herman bochten (met wat hulp van Ton aan het richtingsroer ) en aan het eind van de middag kon hij alles zelf doen, na de start en voor het laatste stuk van de landing!

Toen was het mijn beurt. We maakten twee starts vlot achter elkaar. Ton raadde me aan wat sneller te vliegen om zodoende een soepeler vlucht te maken, maar hij was het met me eens dat een matige snelheid ons langer in de lucht zou houden. We oefenden steile bochten met hogere snelheden. Na een poosje voelde het nieuwe landingspatroon ten opzichte van het bekende deel van het terrein gewoner aan. We bleven wat hoger dan gebruikelijk op final, omdat we over de hoogspanningskabels moesten, maar zodra die hindernis was genomen, gingen de remkleppen volledig uit, zodat we snel hoogte verloren.

De landingen gingen lekker. Na twee starts blikten we even terug, iemand anders maakte een vlucht en toen kwam Rob nog wat startbonnen bij me halen opdat ik nog snel twee starts zou kunnen maken voordat het vliegbedrijf weer zou sluiten.

Bij de eerstvolgende start, toen ik `100 meter' had afgeroepen en mijn aandacht verlegde naar de goede luchtsnelheid en de steilheid van mijn klim, werd de kabel er tot mijn schrik met een knal afgetrokken. Ik drukte bij, ontkoppelde tweemaal, zei: `hee leuk, oefening kabelbreuk,' maar had de neus onvoldoende bijgedrukt. We kregen daardoor te weinig snelheid en aan de late kant. Ton wees me hierop en toen pas had ik het door. Daarna vloog ik nog enkele ogenblikken rechtuit, waarop Ton me opdracht gaf te keren en opnieuw op mijn snelheid te letten! Weer was de snelheid 80 kilometer per uur terwijl die nu minstens 90 moest zijn. Ton zei: `Laat het circuit nou maar zitten, vlieg snel en veilig!'

We schoten de bocht om, ik keerde voor de hoogspanningskabels en zat nogal hoog op final. Een steile afdaling, hoge snelheid, een nette landing met een lange, lange weg voor we waren uitgerold. Een auto kwam om ons terug te slepen en Herman kwam aangerend. Ton liep al terug naar de bus, terwijl Herman en ik het toestel aan de sleephaak van de auto vastmaakten en ermee naar de startplaats terugliepen.

Ik legde Herman uit wat er was gebeurd en vertelde hem dat dit waarschijnlijk een test was geweest om te zien of ik al solo kon, en dat ik het in dat geval goed had verknald. Niet dat het erg was; blijkbaar had ik nog wel het een en ander te leren, zoveel was me nu wel duidelijk geworden. Op mijn drieëndertigste start was ik al getrakteerd op een oefening kabelbreuk en toen slaagde ik, maar nu, na tweemaal zoveel starts, had ik het in de soep laten draaien. Die eerste keer was dus meer geluk dan stuurmanskunst geweest.

Erg leerzaam en daarom toch min of meer een plezierige belevenis. Ik vertelde Herman hoe je de tekenen van de `onverwachte' nadering van een solostart kunt herkennen, zoals deze oefening kabelbreuk waarbij de leerling zelf de uitkomst in de hand heeft, en hoe je in de ogenblikken voor je solovlucht de instructeur kan horen die zijn riemen vastmaakt voordat hij instapt.

Hoe dan ook, de kist stond weer klaar, ik zat gereed en Ton voegde zich bij ons. `Houd nu je snelheid in de gaten, onder alle omstandigheden,' --- ik hoorde, alsof het oorverdovend was, achter me een vreemd, zacht klikkend geluid van metaal --- `want ik ga niet met je mee.'

Ik had een gevoel alsof ik al werd opgetild en mijn eerste reflex was om Tons hand te schudden. `Nee!' zei hij, terwijl hij naast me hurkte. `Bewaar dat maar tot je veilig weer beneden bent. Bedenk dat je nu lichter bent, het vliegtuig wil steiler gaan. Let op je luchtsnelheid. Kom veilig terug. Kwak hem neer waar je wilt, als je maar veilig landt.'

Terwijl ik de kap sloot, merkte ik dat de rechtermouw van mijn jas vast zat tussen romp en kap. Wat nu te doen? Het maar laten zitten zodat hij het niet zag? Dan moest ik mijn eerste solovlucht met één arm sturen. Ik opende de kap weer, trok de mouw naar binnen. Ik schaamde me wel een beetje. Ongetwijfeld vroeg Ton zich af wat ik aan het doen was. Mijn ademhaling klonk snel en luid in de kleine cockpit.

Cockpitcheck, duim omhoog, vooruit blikken. Kabel strak, een ruk, vleugels horizontaal houden, een snelle klim. Bij 250 meter begon ik pas hardop te praten, de hoogte per 100 meter af te roepen. Op 500 meter stopte de lier, ik ontkoppelde de kabel en was vrij.

Mijn eerste woorden daar richtte ik tot mijn beste vriend, die drie jaar geleden is gestorven. Ik hoop dat ze hem bereikten. Toen hij stierf, had ik het gevoel dat ik op gevaarlijke hoogte werd losgelaten, met nauwelijks een thuishaven in zicht.

Ik draaide naar rechts en zag dat ik nog niet ver van de lier af was. Blijkbaar was ik wat afgedreven bij de start. Ik maakte eerst wat flauwe bochten en aangezien ik er geen zin in had nu al te proberen hoever ik kon vliegen zonder de weg kwijt te raken, oefende ik nog wat snelle bochten, van 120 kilometer per uur en zo steil als ik maar kon. Een heel vreemde situatie, maar wel leuk.

Later vertelde Herman me, dat hij op de grond naast Ton naar me had staan kijken. `Wie denk je dat nu nerveuzer is, hij of ik?' had Ton hem gevraagd. Ik had er nooit aan gedacht dat instructeurs ook nerveus kunnen zijn!

Het leek lang te duren, maar uiteindelijk was mijn hoogte zodanig dat ik op circuit ging. Het rugwindbeen was eenvoudig. Ik hield de strip goed in de gaten en vergeleek mijn vlieghoogte met de voorgeschreven waarden. Ik zat betrekkelijk hoog en bleef dat ook tot ik op final eenmaal over de hoogspanningskabels was. Daarna richtte ik me op een punt aan het begin van de landingsbaan.

Het gevoel dat ik krijg als ik een landingspunt heb gekozen en dan de remkleppen trek, is altijd bijzonder. Een beslissing, onmiddellijk gevolgd door de uitvoering ervan. Het vliegtuig gaat hard, je verliest veel hoogte, maar alles is in de hand te houden.

Toch was het ditmaal verstandiger geweest als ik me niet had gefixeerd op dat ene punt voor een voorbeeldige landing, want de snelheid nam wel erg toe zonder dat ik nog meer remkleppen kon uittrekken (ervaren piloten kunnen dan nog een slippende vlucht maken, maar daar ben ik nog lang niet aan toe). Ik ging wat laat over van steil naar vlakker aanvliegen, de snelheid was groot maar het toestel schoot gelukkig niet weer omhoog nadat ik de grond raakte. Opnieuw had ik een lange baan nodig om tot stilstand te komen. In de eerste ogenblikken na touch down durfde ik nog niet de knuppel geheel te trekken en ik geloof dat ik daar wel wat mee heb gewiebeld. Mijn eerste zorg was het vlak houden van de vleugels. In de laatste meters draaide de neus een bocht naar rechts: ik had zonder het te weten mijn rechtervoet gestrekt.

Ik zuchtte, opende de kap en stapte uit. Herman kwam op me aflopen en gebaarde dat ik weer moest gaan zitten voor een foto. Ik zat ontspannen, maar zag er hopelijk niet al te stoer uit terwijl hij de foto nam. We zullen zien. Een andere piloot kwam me feliciteren. Ton en Rob liepen op me af en vroegen eerst een uitgebreid mondeling verslag. Ik vertelde ze wat ik had gezien en gedaan en het bleek dat ze vooral wilden weten of ik mijn verhaal zou flatteren, of dat ik eerlijk zou zeggen waar ik fouten had gemaakt. Ik was bang dat ze die bocht in de laatste meters stom zouden vinden, maar dat viel mee. Ze vonden mijn verslag in orde en feliciteerden me.

Ton vertelde me dat ik de volgende keer aan het begin van de vliegdag even aan de DDI moet melden dat ik solo ben geweest, maar hij zei erbij dat er op zijn minst een checkstart met een instructeur nodig is voor ik weer solo mag vliegen. Rob wees me erop dat dit pas het begin is en dat er voor mij in het zweefvliegen nog een lange weg is te gaan.

Ik hoop dat hij gelijk heeft!