Terug: Zweven en laten zweven
Vorige pagina: Vliegen? Ik niet
Volgende pagina: Na twaalf starts?
Date: Oct 18'94, 21:17
From: FG
Een dag van véél vliegen! Het lijkt vooral in de ochtend wel alsof er permanent een gezinslid in de lucht hangt. Enfin, ze vertellen het allemaal zelf. We hebben het getroffen met, een boordwerktuigkundige van Martinair die zijn onregelmatig verblijf in het verre buitenland zoveel mogelijk combineert met zweefvliegtochten ter plaatse. Op die manier heeft hij onder andere ook het Amerikaanse ZVB gehaald, hij kent als zweefvlieger het Oostenrijkse luchtruim en voor volgend jaar staat een tochtje vanaf een van de zweefvliegvelden bij Santiago de Chile (tegen de hoge rug van de Andes aan) op het programma.
Mijn instructeur is Brian Meijers. Nu ik mijn dertigste start ga maken, voelen we ons allebei beduidend meer op ons gemak dan de vorige keer (m'n tweede en derde start) dat we samen vlogen. Brian zegt waarderend `dankjewel' als ik tijdens het oplieren achtereenvolgens `50 meter' en `100 meter: verkort circuit' afroep. Door de stevige oostenwind komen we prachtig hoog van de lier af: starts tot 650 meter hoogte! Ik oefen bochten en we kunnen elke vlucht een keer de beginnende spiraalduik proberen. Dat is overigens niet hard nodig, vertelt Brian: het toestel dat ik tot nu toe vlieg, een ASK-21, is vrijwel niet in een spiraalduik te krijgen. Toch blijft het een test aan de grens van mijn vliegbeheersing. De landingen gaan bij deze stevige tegenwind weer anders. Brian houdt van een iets lagere snelheid dan ik van Bruno Zijp leerde. De clou blijft: op het juiste moment beginnen met `afvangen' en dat geleidelijk aan blijven doen tot `touchdown'.
Voor een van de starts zit ik al een poosje alleen in de cockpit, omdat het de mooiste plek is op een vliegveld, maar ook omdat het er warm is. Ik heb namelijk mijn trui aan Jacoline uitgeleend (als ze te koud wordt, gaat ze zeker niet vliegen) en in een cockpit is het, als de zon schijnt, al snel lekker warm. Terwijl ik daar zit, dagdroom ik over het vliegen. Wat zal ik doen als ik over een poos voor het eerst alleen vlieg? Een luide, door niemand te horen vreugdekreet slaken?
Daar is Brian. Wanneer we tot 100 meter zijn gestegen, hoor ik hem de lierkabel lostrekken: een heel ander geluid dan een kabelbreuk. Geen knal, maar hetzelfde geluid als wanneer ik zelf boven ontkoppel, alleen schiet de kabel met een iets scherper geluid uit de haak. Ik wil eigenlijk lachen, maar houd me in, het is tenslotte een test om te zien of ik weet wat ik doe. Ik druk bij, ontkoppel voor de vorm nog eens, controleer de kleppen en vlieg, zoals hardop al aangekondigd na het bereiken van de 100-metergrens, een verkort circuit, voor de eerste keer. Een vreemde positie, zo laag boven het veld, maar het gaat. Na de tweede bocht, in het rugwindbeen, zeg ik: `Leuk!' Brian houdt zich stil. De laatste twee bochten zijn wat aan de slordige kant, de landing kon slechter. Ik maak de riemen los en draai me om, zo goed en zo kwaad als dat lukt in het smalle toestel, om Brian de hand te schudden. Een korte vlucht, maar de fijnste tot nu toe, omdat ik blijkbaar in staat wordt geacht te weten wat ik doe.