[home]  [index] gifupgif gif

Terug: Zweven en laten zweven
Vorige pagina: Afvangen
Volgende pagina: Rijnleeuwerik


Wat bezielt zo'n man?


 

Date: Mar 25 '95, 21:43
From: Bruno Zijp

Voor sommige mensen is vliegen een levensdoel, voor mij dus ook. Het bleef echter door verschillende oorzaken bij het kijken naar passerende vliegtuigen en tijdens vliegreizen proberen mezelf de cockpit in te praten, wat vaak lukte.

Zweefvliegen leek mij schitterend. Bij een radio-uitzending over dat onderwerp meldde een verslaggever trouwhartig dat je niet ouder dan 17 jaar mocht zijn. Voor mij dus niet weggelegd, ik was inmiddels al veel ouder. Het breekpunt kwam toen ik op de rever van Tjamme Hoekstra van de Amsterdamse Club voor Zweefvliegen (ACvZ) dat blauwe speldje met drie meeuwen zag en hem van mijn onderdrukte lustgevoelens verhaalde. (Tjamme was ook degene die me later toestemming gaf om voor de eerste keer overland te gaan --- wat een dag!)

Het 17 jaar-verhaal bleek onzin en hij adviseerde mij een clubgenoot van hem, Joop van Leeuwen, die op Terlet als instructeur werkzaam was, daar op te zoeken en te vragen wat ik verder moest doen. Mijn echtgenote had toevallig net in een damesblad gelezen dat er op Terlet vliegcursussen gegeven werden en raadde mij met klem aan dat te gaan doen. De stakker had er geen idee van wat ze zich aanhaalde.

De eerstvolgende zondag daarna was ik er. Het waaide te hard om te vliegen --- wist ik veel --- en de vraag was of ik wel in die dingen zou passen. Willem van Mullem, de lierman, ging met mij naar de hangar en we probeerden alle aanwezige vliegtuigen. Nog zie ik Willem (een fantastische kerel, helaas veel te vroeg overleden) daar staan, als een verkoper bij C&A in de handen wrijvend en opmerkend: `Het spijt me meneer, maar dit is alles wat we momenteel in uw maat hebben...'

Voor mij begon het vliegleven een week later, op een fraaie doch koude zaterdag in oktober 1967, toen Hans, chef-instructeur van Terlet, de Rhönlerche van de kabel lostrok en zei: `Je weet hoe het moet, je hebt hem, rechtuit.'

Aangezien ik ook niet wist wat een start kostte, moest ik, toen ik die dag voor een derde start uitgenodigd werd, bekennen dat ik daarvoor geen geld meer bij me had. Joop wisselde enkele woorden met Hans, die zei: `Ga maar zitten, krijgen we nog wel van je.' Veel later hoorde ik pas dat ze het er toen met elkaar over eens waren dat ik beslist wel terug zou komen.

Ik was geen goede leerling, slordig en zó onder de indruk van het feit dat ik vloog, dat ik wel eens vergat dat ik het zelf aan het doen was. Vooral van Hans en Joop heb ik erg veel geleerd --- nog bewonder ik hun geduld. Verder stonden we vaak slap van het lachen op het veld, maar daar vertel ik elders wel eens over.

Er was nog een derde instructeur, waar ik nogal wat mee gevlogen heb, Henk Klaassen, die, als een leerling wat krachtig van de koers afweek, met luide stem riep: `Waar ga je heen, naar Atapoepoe?' Er heeft bij De Thermiekbel jarenlang een verkeersbordje met die naam erop gehangen, met pijlen naar twee kanten. Misschien is het nog wel ergens.

Er volgde een periode op Soesterberg, die door wat financiële onzekerheden ontijdig werd afgebroken. Daar vloog ik met Sjef Blaisse: `Tijdens de lierstart met de Rhön is er voor de knuppel maar één juiste positie: strak in de buik'; Joop Willemse, die mij ter gelegenheid van een passagierscheck zeer uitgebreid de eerste beginselen van aerobatics bijbracht; Jan Beeke, die mij erg veel over vliegtuigonderhoud leerde en een psychologisch meesterstukje uithaalde door mij, nadat hij mijn tweede passagierscheck had afgenomen, zijn eigen zoontje als eerste passagier mee te geven.

Later zie je dat hun handelen en opstelling --- ook van vele anderen --- een verrijking van je eigen leven vertegenwoordigen. Ook dat is zweefvliegen!

Omdat ik van mijn vliegkunst geen hoge dunk had, was ik wel verbijsterd toen mij na betrekkelijk korte tijd werd meegedeeld dat ik instructeur moest worden. Ik voelde daar aanvankelijk weinig voor, bovendien had ik kort daarvoor mijn eerste overlandvlucht gemaakt en waren er daardoor nogal wat plannen om dat véél en ver te gaan doen: dat werd dus toch maar even onderbroken.

Na de gebruikelijke theoretische en praktische examens kreeg ik mijn volledige bevoegdheid. Leuk, maar ik moest nog wel veel leren. Dat is nog steeds zo; ik luister graag naar briefings en debriefings nabesprekingen van andere instructeurs (ook in het buitenland) en steek daar altijd wat van op. Als gevolg daarvan verandert mijn manier van instructie geven nog steeds. Voordeel van mijn geklungel tijdens de opleiding (en daarna) is in ieder geval, dat een leerling geen vliegfout kan bedenken die ik niet al eens gemaakt heb; ik begrijp hem dus beter!

Hoewel in Nederland de vliegopleiding redelijk gestructureerd is, zitten we toch met het probleem dat geen twee mensen hetzelfde zijn. Als instructeur probeer je dus zo snel mogelijk in te schatten wat jouw leerling voor iemand is, zijn kennis, motoriek, angsten, onzekerheden. Begrijpt hij wat je zegt? Dringt het ook tot hem door? Onthoudt hij het? Wat kan je leerling aan? Ik probeer hem of haar altijd zoveel mogelijk zelf te laten doen --- als gevolg daarvan ligt mijn ingrijpgrens wel eens erg ver. Niets is zo fnuikend voor het zelfvertrouwen van een leerling als het voelen dat de man achter je vrijwel voortdurend met z'n vingers aan de knuppel zit. (Toen ik eens als betrekkelijk prille vlieger op een niet nader te noemen veld uitgecheckt werd door een instructeur die ook voortdurend meefiedelde, heb ik hem de landing maar laten maken, wel mijn hand in de buurt van de knuppel houdend. `Geen beste landing,' zei hij. `Nee,' antwoordde ik, `blij dat ik hem niet maakte.' Ik geloof niet dat hij daarna nog echt blij met mij was.)

Je probeert als het ware in de huid van je leerling te kruipen en je gedrag zoveel mogelijk bij hem aan te passen. Daar zitten veel facetten aan: een enkele keer wil dat helemaal niet lukken.

Soms kleun je dan ook wel mis doordat je een foute inschatting van zijn of haar persoonlijkheidsstructuur maakt. Vroeger dacht ik dat het vliegonderricht met de bijbehorende didactiek hoofdzaak was: meer en meer zie ik nu dat de psychologie van het contact bepalend is. Ik ben ook --- mede op basis van ervaringen van collega's --- geneigd het paranormale daarbij een rol toe te kennen. Dat lijkt een gewaagde opmerking, maar bij de club, waar ik in Engeland lid van ben, gaat men er standaard van uit dat bij veel leerlingen tijdens de eerste solostart s het onderbewustzijn zó openstaat voor signalen van buitenaf dat commando's, door een instructeur op de grond gegeven, hen bereiken.

Je leerlingen zijn het belangrijkst: daar moet alles voor wijken. Als je al dagen aan ziet komen dat het een 300 kilometer-dag wordt, je alle voorbereidingen hebt getroffen, kist klaar, ophaalploeg klaar, aanhanger achter de auto, maar je plaatsvervanger komt niet opdagen, dan is het jammer: je blijft die dag instructie geven.

Het lijkt ontzettend mooi, veel vliegen, maar er moet ook veel ingeleverd worden. Je moet er voor zorgen dat je theoretisch bij blijft; af en toe eens in Theorie van het Zweefvliegen kijken is absoluut onvoldoende. Als het een lekkere thermische dag is en je dolgraag eens een uurtje of wat in een eenzitter de betrekkelijkheid van het leven onder je zou willen bestuderen --- dan is er meestal instructiewerk aan de winkel.

Sta je op het rooster terwijl je eigenlijk die dag niet zo veel zin hebt of er dringend iets anders moet gebeuren --- jammer. En jij bepaalt in hoge mate de sfeer op het veld; als jij er plezier in hebt, hebben je leerlingen dat ook. Dat is dus een enkele keer wel eens moeilijk --- maar het moet toch.

Wat staat er tegenover? Je leert veel buitengewoon aardige mensen kennen, die jou vaak hun volledige vertrouwen, ook in zaken buiten de vliegerij, geven; veel mensen waarbij ik het als een groot voorrecht zie daarmee om te mogen gaan. Ik vind het --- in tegenstelling tot sommige instructeurs --- over het algemeen ook erg leuk om met wat zij als pubers betitelen te vliegen; dwars, laag en snel over de generatiekloof heen dus.

Niet alleen dat het zweefvliegen mijn leven en veel van mijn inzichten veranderd heeft: het lesgeven blijkt een zeer waardevolle toevoeging te zijn (had ik nooit gedacht). En als je dan in de avond, vaak genietend van een fraaie zonsondergang, naar huis rijdt, is het goed om de dag te overdenken. Wat heb je vandaag fout gedaan, wat kan beter, hoe leer ik hem dat slippend vliegen af...

Ik heb wel eens gezegd dat ik, terugkijkend op mijn professionele carrière (die niets met vliegen te maken heeft)

(Noot FG: Bruno Zijps loopbaan had in zekere zin wel met in de lucht vliegen te maken, aangezien hij werkte als deskundige bij het vervaardigen van explosieven. Ook is hij de auteur van een ongepubliceerd standaardwerk over nitrocellulose... Deel 1 daarvan is getiteld Schietkatoen; de theorie.), daar niet geheel ontevreden over ben, maar dat de emotionele waarde van het instructie geven véél groter is: de vlieger die ik na jaren tegenkom en die mij meedeelt dat hij nu een 747 vliegt, daaraan toevoegend `maar jij hebt me leren vliegen', is voor mij een optimale beloning. Waarmee maar gezegd wil worden: ook instructeurs hebben een streelbaar ego.