Terug: Zweven en laten zweven
Vorige pagina: Mijn eerste keer
Volgende pagina: Nu vlieg jij
Date: Aug 17'94, 10:49
From: FG
Gisteren waren Matthijs en ik weer een keer naar Terlet. Bij de receptie lid geworden van de KNVvL (Koninklijke Nederlandse Vereniging voor de Luchtvaart, Jozef Israëlsplein 8, 2596 AS Den Haag 070--3 24 54 57.), logboekje, Terlet T-shirt en een speldje gekocht. Ik denk erover om er ook een zonnepet met klep bij te nemen. Ik kan dan in vol ornaat het veld op stappen, salueren en mezelf voor joker zetten.
Nu we er toch waren, konden we misschien wel vliegen ook. Het was bij de receptie niet duidelijk of er buiten op het veld nu juist plaats was vrijgekomen op de lijst, of dat er tot in de avond een wachtlijst bestond. Toen we op het veld aankwamen, keek de dienstdoend instructeur (DDI) me over de rand van zijn zonnebril eens goed aan, terwijl hij me naar zijn wachtlijst liet turen. Twee kantjes vol popelende luchtvaarders... Kansloos.
We blijven toch een poosje. De DDI heeft zo te zien geen gemakkelijke opdracht, maar wel een belangrijke. Hij heeft twee of drie mobilofoons naast zich. Door de luidsprekers richten meerdere stemmen zich tegelijk tot hem: de receptie, bij de hoofdingang van het terrein, meldt dat er twee Antwerpse meisjes zijn gearriveerd, aan wie was beloofd dat ze een vluchtje konden meemaken; een piloot, hoog in de lucht, vraagt hoe lang hij nog mag wegblijven en de lierman, anderhalve kilometer verderop, wil weten of er gestart kan worden. Op de grond om hem heen staan en zitten piloten, die niet zijn gekomen om te wachten en bezoekers (veelal te herkennen aan een blanco ` doopvluchtcertificaat' in de hand) die niet precies weten wat er te gebeuren staat. Bij zijn tuinstoel, met aan spiraalsnoeren bungelende microfoons, staat de DDI onder druk. Hij wil het gezellig houden, maar dan klinkt door een speaker de vloek van de lierman, omdat een kleine stoet auto's hem zonder toestemming onverwacht tegemoet rijdt --- vertrekkende piloten met hun gezelschap, die dachten dat het wel even tussendoor kon (niets meer aan te doen). Op het veld landt een zweefvliegtuig zonder dat de remkleppen op de vleugel zijn uitgeschoven, waardoor de kist veel verder pas tot stilstand komt (straks uitbrander geven). En tegen de tijd dat er een tweezitter klaar staat en de passagier van de lijst wordt opgeroepen, blijkt deze er nog niet te zijn...
Dat zijn de momenten, waarop Matthijs en ik het idee krijgen dat we vanmiddag misschien toch nog `hogerop' kunnen komen... We laten onze namen onder aan de lijst noteren en gaan afwachten of er op die lijst zelf ook enige thermiek is.
Een klein uur daarna besluiten we het maar op te geven. Met de eerstvolgende rit van de jeep die weer zes kabels van de lier komt uitrollen, kunnen we terugrijden naar onze fietsen. Ik loop nog even naar de DDI en 5 minuten later zit ik al voorin een tweezitter. De instructeur (Henk Frohwein) legt me uit hoe ik het volume van de variometer en de radio straks in de lucht kan regelen en wat de diverse meters betekenen, hij checkt, de boodschappenlijst opsommend, de correcte werking van de mechanische besturing, ik sluit de kap en we worden opgetrokken. Inmiddels weet ik dat op een hoogte van bijna 500 meter de kabel van binnenuit wordt afgekoppeld, een hol, kort, ratelend geluid, waarna het vliegtuig kantelt en rust vindt, maar nu loopt dat anders: op 300 meter klinkt een harde knal, waarna we ineens vlak vliegen. De variometer gaat opgetogen piepen. `Lierbreuk,' meldt Frohwein droog. Hij werpt het restant van de kabel af en concentreert zich op de thermiekbel waar we juist in zijn geraakt.
Er is veel te doen. Misschien komt het doordat ik het begin te begrijpen, maar er zijn veel meer hendels en metertjes dan ik me van de vorige twee vluchten herinner. Met een schuif moet telkens de vorm van de vleugel iets worden veranderd om optimaal profijt te kunnen hebben van de draagkracht bij andere snelheden en het is een kwestie van onmiddellijk reageren op de eerste aanwijzing dat we een thermiekbel in- of uitvliegen. In de romp klinkt dat als een imponerend geschuif en gebonk. Het heeft echter wel resultaat: we stijgen en stijgen, tot ruim boven de kilometer en even later zitten we tegen het `dak' aan. Boven ons zit een `inversie', een luchtlaag waar de temperatuur heel anders gaat verlopen en waar de thermiek stopt. Niet alleen zweefvliegers kunnen hier niet hoger, ook de uitstoot van industrie en auto's kan hier niet verder omhoog, zodat het `dak' goed zichtbaar is als een vale, gele koek, een omgekeerde aardkorst.
Opnieuw bij vlagen enige vliegangst: ik besef dat ik niets zou kunnen doen als de instructeur ineens dood zou blijven.
Als we een thermiekbel invliegen, wat blijkt uit een hobbel en het beginnend gekwetter van de variometer, is mijn enige (stil gehouden) reactie: Oeps! Nee! terwijl Frohwein de kist onmiddellijk in een scherpe bocht zet om te zien of hij linksom dan wel rechtsom de bel goed invliegt. Eén vleugel wijst naar de aarde, de ander omhoog en van onderen af worden we opgeduwd.
Intussen praten we voortdurend, maar er is zo veel nieuws dat ik in de war raak: 100 meter noem ik bijvoorbeeld een kilometer. Maar een prachtig uitzicht is het wel. We komen met gemiddeld 150 kilometer per uur (met een piekje van 180) over Dieren en bekijken de omgeving van de aftakking van Rijn en IJssel (een camping blijkt van boven gezien in honingraatpatroon te zijn ingedeeld, een halfrond schoolgebouw heeft spiegelende metalen ringen als dakbedekking, de parkeerplaats van restaurant De Posbank is matig gevuld). Bij hoge snelheden, rechtuit vliegend, is het vliegtuig verrassend stil en stabiel, al boezemt de bediening me, juist door die snelheid, meer ontzag in. Ik doe mijn best niet op een van de voortdurend bewegende hendels te leunen... De ruimte om ons heen is groot en slechts in de verte is ergens de glans te zien van een ander vliegtuigje.
Dan is er kort radiocontact met de grond, de remmende kleppen op de vleugels gaan omhoog en we zakken vlot weer af in de richting van Terlet. Bij het aanvliegen gaan de kleppen eerst weer even naar beneden, we komen snel maar vlak neer en de kist stopt waar we een half uur tevoren instapten.