[home]  [index] gifupgif gif

Terug: Zweven en laten zweven
Vorige pagina: Final approach
Volgende pagina: Telepathische kritiek


De eerste meteowet van Groeneveld


 

Date: Sep 01'94, 20:00
From: FG

Fronten vertragen, vervagen en versagen...

Aldus luidt een op Terlet tot `eerste meteowet van Groeneveld' uitgegroeide zegswijze van chef-instructeur Hans Groeneveld. Deze vertelt ons, terwijl hij met zijn hakken strepen trekt over het zand, waar de hogedrukgebieden boven Europa liggen. De verschillende lijnen vormen een verklaring voor het vreemde, mooie, maar weinig ideale weer van deze dag. In de lucht zijn aanvankelijk bijna alle vormen wolken te herkennen: watjes, strepen, mistige flarden en ribbels, maar helaas geen veelbelovende kleine bloemkool, cumulus congestus geheten; in het eerste stadium heten ze volgens Hans cumulus foetus, maar ik weet niet zeker of elke meteoroloog die benaming kent. Hans, die een ongelooflijk aantal starts heeft gemaakt in zijn lange loopbaan (in juli 1955 begon hij op Terlet te werken en hij maakte sindsdien ruim meer dan 35000 starts) en alles weet wat je op een vliegveld te weten kan komen, is geen betweter geworden, maar iemand die vooral `de gein' van het vliegbedrijf wil koesteren. Brian Meijers mag als instructeur-in-opleiding vandaag de dienst uitmaken op het veld. `Ik voel me net een grote pot honing,' zegt hij: sommige vliegers, benieuwd wanneer het hun beurt is, zoemen als bijen om hem heen.

Hans ziet vanuit zijn ooghoeken wel of alles goed gaat en besteedt zijn tijd aan rondwandelen en kletsen met de bezoekers. Dagelijkse gasten, cursisten, piloten van elders die, met hun eigen vliegtuig achter de auto, een dagje Terlet komen doen (Terlet is altijd open, terwijl de meeste clubs alleen in het weekeinde actief zijn) en mensen die voor het eerst een vlucht gaan meemaken.

Misschien komt Æ milie de Jong nog, een vliegvriendin van Hans, door hem `mijn dropwijf' genoemd naar een grapje dat al jarenlang, `echt zonder dat het ergens op slaat' wordt gemaakt: als ze elkaar zien, trekt een van hen een stuk drop tevoorschijn. Een vast ritueel, dat langzaamaan steeds leuker wordt.

Jan Minoli is er, een man die, zo hoor ik, `in alles heeft gevlogen dat na de oorlog in de lucht is geweest'. Eerst in het leger, toen de tien pioniersjaren van Terlet (Jan Minoli is de enige die ooit op één Terletse dag als instructeur meer starts maakte dan Hans Groeneveld. Het record van Hans lag op 50, tot Jan er een keer 54 maakte. Dat is niet meer geëvenaard.), later in de burgerluchtvaart. Hij heeft les gegeven aan opleidingen voor piloten in straaljagers, jumbo's, you name it. Zijn logboeken heeft hij, telkens als er een vol raakte, laten inbinden door Karmelietessen. Recentelijk, toen hij er weer een dikke pil ophaalde, vroegen ze of ze hem wel terug zouden zien... zou er nog zo'n boek vol komen? Hij heeft beloofd z'n best te zullen doen.

Een Amsterdams meisje gaat voor het eerst vliegen. Ze heeft zich er wekenlang op verheugd, zo vertelt haar vriend die beslist niet mee de lucht in wil en ze is er zelf ook wel bang voor. Na de eerste keer is ze alleen maar opgetogener geworden, maar heeft `nog nergens aan gezeten'. Tijdens de tweede vlucht mag ze even sturen, `maar toen ging het toestel scheef en riep ik Ojee, pakt u hem maar weer gauw!' Voor de derde vlucht wordt ze voorgesteld aan Jan Minoli. Ik loop mee en vertel hem dat ze graag zelf wil leren sturen en ook best langer boven wil blijven dan het kwartiertje dat normaliter maximaal is voor een introductievlucht. Ze moet lachen en wil ontkennen, maar ja, eigenlijk zou dat wel het einde zijn. Ze gaan naar boven en blijven ondanks het matige weer met weinig gemakkelijke thermiek een dik uur weg! Jan vertelt dat het prima ging: `Alle vrouwen die ik heb opgeleid vliegen mieters. Ze hebben meer feeling voor het sturen. Vraag aan een vent om aan de knuppel te trekken en hij rukt hem net zo lief uit de bodemplaat, maar mijn vrouwen doen het vanzelf goed. Zij ook: ik heb haar uitgelegd hoe het moet, ik heb mijn handen op haar schouders gelegd... Ze vliegt als een scheermes!'

Ze zwaait vanuit de lierwagen, die haar en haar vriend weer wegbrengt. Ik denk dat ze wel terugkomt. De zon schijnt fel tussen de veelvormige wolken door en ik ga in het gras liggen. Om mijn meteorologische kennis te vergroten. Om slaap in te halen. Vlakbij me is net een man aangekomen, die zo te horen een poos niet op Terlet is geweest, maar hier ooit wel zijn eerste papiertje, het zweefvliegbewijs, heeft gehaald (Zweefvliegbewijs, afgekort ZVB: het `rijbewijs' voor zweefvliegers).

De man die toen zijn instructeur was, vraagt kortaf-hartelijk hoe het hem is vergaan. Op een of andere manier komt het hartelijke niet goed door. `Nou...' begint de oud-leerling, met hoorbaar ingehouden trots, `ik zou zeggen, het gaat wel positief.' Het kan een leuk moment zijn, wanneer je aan je oude leraar vertelt dat je iets hebt bereikt...\ Vervolgens somt hij een lange reeks van aantekeningen, brevetten en andere vliegeniersmijlpalen op en namen van vliegvelden. `Hoeveel uren heb je op de motorzwever gehad?' vraagt de instructeur. `Tweehonderdvijfentachtig.' `Dan kun je hier bijna alleen vliegen. Dat is pas veranderd,' eindigt het gesprek. Op een of andere manier is het moment van triomf vervlogen, het compliment is uitgebleven. Ik denk dat de opsomming van mijlpalen te lang is geweest. Ze hadden beter herinneringen kunnen ophalen aan een van de lessen die ze samen deden. Ik had het graag gehoord.

Doedijns, een oudere instructeur die met zijn vrouw naar het vliegveld is gekomen, neemt me mee op mijn eerste vlucht van de dag. Zijn vrouw vindt de zweefvliegpassie van haar man wel leuk en het vliegbedrijf wel aardig om te zien, maar het moet niet te gek worden. Hele weekeinden langs de kant zitten kijken, daar past ze voor. Doedijns pakt wat thermiek, ik maak bochten en hij krikt ons weer een paar honderd meter op. Hij wil het zo uitmikken, dat we telkens precies een blokje van 5 minuten vliegtijd erbij nemen. Je moet immers 5 gulden per 5 minuten extra-tijd betalen en dan is het zonde om net 2 minuten langer weg te blijven. Hij landt en we zijn exact 30 minuten weggeweest. Mijn bochten zijn knudde.

Intussen heeft Matthijs drie starts gemaakt, waarvan één keer een vlucht van bijna een uur. Een lange, intensieve les. Hij stopt ermee voor vandaag.

Dan ga ik kort achter elkaar twee keer met Hans Groeneveld. Ik heb nog niet eerder met hem gevlogen en weet niet wat te verwachten --- een grapjas, een `strenge leermeester' in de lucht? Geen van beiden: rustig, weinig pratend geeft hij je het gevoel dat je prima vliegt zolang je maar oplet en het werkt nog ook. Nadat ik de cockpitcheck (thuis veel geoefend met een door mijn oudste dochter Lore op de computer ontworpen schema) zonder haperen heb gedaan, zegt hij: `Nou, als je dat kan, kun je zo ook het starten wel doen. Dat gaat zo en zo en je moet daarop letten en de rest weet je wel.'

De kabel wordt strakgetrokken en na een korte spurt zijn we los. Het toestel richt zichzelf, ik hoef het alleen maar kalm zo te houden, iets te `trekken' en na 100 meter (heel gek, nu ik het beschrijf krijg ik het duizelen pas een beetje) wat steiler te gaan. Ontkoppelen kon ik al. Daarna is het `bocht naar links... bocht naar rechts... naar links... vasthouden... en weer naar rechts... en weer naar links... en rechts... doordraaien...' Als we zijn gezakt tot 300 meter vraag ik of we niet `op circuit' moeten gaan (de rechthoek waarin je de landing gaat voorbereiden), maar daar komt niets van in: `Nee... bocht naar links...' en verder, tot we uiteindelijk, (`... en nu vlak, rechtdoor, half kleppen...') zonder dat ik daar zelf veel erg in heb, iets voor en boven de basis van de strip zijn gekomen. Vrij snel. Een paar seconden later rollen we hard over het veld en dan staan we stil. Ik krijg een korte lachbui. Het waren slechts tien minuten, maar tien verrassende minuten.

Brian laat ons opnieuw gaan en nu ik er meer bij nadenk, gaat het starten wiebelig. De bochten gaan wat beter. Handen en voeten beginnen in de gaten te krijgen hoe samen te sturen. Ik heb kort het gevoel dat ik lekker zit, alsof het heel vanzelfsprekend is dat ik daar rondvlieg. Misschien vlieg ik niet werkelijk beter, maar de angst is weg.

De middag is voorbij en het is nog steeds mooi weer. Het voorspelde slechte weerfront talmt en zal misschien niet meer komen. De eerste meteowet van Groeneveld.