Home

Terug naar index

Les 24: Slordig

Niet echt mijn dag. Bij het oversteken van een weg kijk ik links, rechts, links maar als ik dan doorrijd blijkt er toch een wagen van links te komen. Ik had voorrang, waar ik niet aan dacht maar ik was verbaasd die wagen ineens te zien en dat moet niet natuurlijk. En bij het rijden over een drempel van een baan breed met zo'n rond bord ervoor die aangeeft dat het tegemoetkomend verkeer voorgaat, gaf ik eerst geen voorrang en dan stond ik ook nog stil op de strook weg die er voor de fietsers is, waar je wel over mag rijden als het nodig en mogelijk is, maar waar je niet op moet stoppen. Op een dijk reed ik 80, zoals daar mag, maar in een bocht reed ik wat te dicht op het midden van de weg en een tegemoetkomende wagen ook, zodat we mekaar tintelend dichtbij passeerden.

Van die dingen. Achteruit inparkeren, een halve draai en de hellingproef gingen dan weer wel, maar echt mooi ging er niets.


Naschrift
Mijn eerste examen ging niet echt goed. Gespannen, maakte ik in mijn hoofd van twee stoplichten vlak na elkaar er één. Zodra het stoplicht twintig meter verder op groen sprong, begon ik verder te rijden ook al stond het stoplicht voor mijn neus nog op rood. Ook stond er “podw” op mijn afwijzing, dus mijn Plaats Op De Weg kon beter.

Het tweede examen ging al iets beter, maar nu was de examinator nerveus. Ze vroeg me waar ik werkte (thuiskantoor) waarop ze zei dat ik dus niet zo vaak in ze file sta 's ochtends vroeg. Nee, antwoordde ik, ik heb ook mijn rijbewijs nog niet...

Bij het derde examen was ik een stuk beter geconcentreerd en het nagesprek van Humphry met de kalme oudere examinator ging over ditjes en datjes. De examinator hielp me op een gegeven moment terloops uit de spanning met “Het was goed hoor”.

Zo makkelijk gaat het dus gewoon, als het gaat.

Ik ben meteen mijn rijbewijs gaan halen bij het gemeenteloket, heb een wagen gehuurd waarmee ik naar mijn vriendin reed om het te vieren.

Een hoogst eigenaardig en plezierig gevoel om alleen te rijden, zelf te bepalen waarheen en hoe.

De rest van het jaar heb ik gemiddeld duizend kilometer per week gereden. Meteen ook 's nachts, in regen en sneeuw, door de stad, door Amsterdam, Brussel en over de Duitse Autobahn. Twee keer geschrokken en goed weggekomen: een te snel genomen afrit (remmen en geluk hebben) en rechtsaf slaan op een smalle weg waar een tegenligger me nipt miste. En op een regenachtige middag in Den Helder van achteren aangereden door een jongen in een pas gekochte tweedehands wagen waarvan de remmen het niet goed genoeg deden. Leerzame momenten.

Als ik een dag niet heb gereden en naar mijn wagen loop, ben ik net zo verbaasd als in het begin. Dat zoiets bestaat, dat ik een wagen heb, en dat ik er kennelijk nog in kan rijden ook. Een gewéldige grap.