Terug: Zweven en laten zweven
Vorige pagina: Sterke verhalen
Volgende pagina: Mijn eerste keer
Date: Aug 10'94, 17:47
From: FG
`Wat is je naam ook weer?!' vraagt Koek, de instructeur.
`Frans!' roep ik terug. Hij zit achter mij, waardoor ik hem beter versta dan ik mezelf verstaanbaar kan maken. Mijn voeten heb ik in twee beugels ver in de neus van het toestelletje, waarmee het richtingsroer aan de staart wordt bediend. Twee klamme handen aan de stuurknuppel, voorzichtig een flauwe bocht maken, daarna iets met de neus omlaag om snelheid te houden. Aan de weerstand van de knuppel kan ik, volgens mij, wel merken dat Koek meestuurt en corrigeert waar dat nodig is.
`Ja, maar je achternaam dan?'
`Goddijn!' antwoord ik --- hij mag me gerust bij mijn voornaam noemen en verder de aandacht bij het vliegen houden.
`Hoe spel je dat?!'
`g, o, d, d, lange ij, n!' dicteer ik. `Zit u nu te schrijven?'
`Ja, de administratie moet ook gebeuren, hè!'
Ik vlieg nu héél voorzichtig. Keurig 80 kilometer per uur, het wollen draadje dat buiten op de cockpit zit geplakt ongeveer gelijk houdend met de horizon, af en toe een hobbel als we door een thermiekbel vliegen. Een ouder, donkerrood gekleurd toestel van hout, zijde en spanlak, kruist een meter of 60 hoger ons pad en de grote snelheid waarmee we elkaar passeren staat in contrast met de kalme beweging waarmee we van de ene kant van het landschap onder ons naar de andere schuiven. Koek, met enige tegenzin begonnen aan dit passagiersvluchtje, heeft duidelijk meer lol in lesgeven dan in een rondvlucht. We doen veel kalme bochten, links, schuin hangen en weer vlak. En als het toestel uit zichzelf opnieuw afzwenkt, klinkt het als in de manege: `Nee, laat merken dat jij de baas bent, hij moet pas naar links als jij wilt dat hij naar links gaat. Vlak houden!'
Ik heb slechts even de rust om naar de prachtige omgeving te kijken. De grond is onherkenbaar en in het vliegverkeer met her en der toestellen die alle kanten op vliegen, valt evenmin een patroon te ontdekken. Als ik rondkijk, besef ik ineens dat ik op een kilometer hoogte hang, met niets om me heen dan wat dun plastic, alles even fragiel, de vleugels te lang en te smal...
Er is zoveel opstijgende lucht (thermiek) dat we heel lang boven zouden kunnen blijven --- wat je aan hoogte verliest door het vliegen, win je terug door je in een thermiekbel omhoog te laten blazen --- maar beneden staan cursisten klaar die de kist nodig hebben om te leren vliegen en daarom zet Koek de remmen erop, dat wil zeggen de schuiven in de vleugels gaan omhoog.
Wanneer we lager komen en goed zicht krijgen op de landingsbaan, ziet Koek dat twee toestellen een beetje ongelukkig dicht bij elkaar aan het begin van de baan staan geparkeerd, zodat we er niet goed tussendoor kunnen. Hij probeert nog even thermiek op te zoeken om dan maar weer te stijgen, maar daarvoor zijn we toch iets te laag gekomen: op deze hoogte zijn de thermiekbellen smal; om erin te blijven moet je scherpe bochten maken en door die scherpe bochten zak je weer harder. Dus gaat het naar beneden en ik bemoei me maar niet meer met de besturing. We landen precies aan het begin van de baan en snellen op de rechtervleugel van een toestel af. Nog geen stap verwijderd van de vleugeltip staan we stil.
`Ja, ik zet hem neer waar ik wil.'
Een paar minuten later landt het toestel waar Matthijs in is meevlogen. Ook hij mocht voorin zitten. Zijn piloot heeft het anders aangepakt: er is meer aandacht geweest voor de omgeving en met 150 kilometer per uur zijn ze even heen en weer naar Arnhem geweest. De afstand waar Matthijs en ik, fietsend, drie kwartier over hebben gedaan, was hoog in de lucht verkleind tot een breed gebaar, een hand die over een grote tafel strijkt.