[home] |
Kees Momma, archivaris, publiceerde in 1996 bij Uitgeverij Prometheus (Amsterdam) een autobiografische bundel getiteld En toen verscheen een regenboog (Hoe ik mijn autistische leven ervaar). Dit boek heeft direct na verschijning veel bewondering en erkenning geoogst. Het beleefde meerdere herdrukken.In het boek beschrijft Kees Momma diverse zweefvliegbelevenisen. Op deze Internetpagina worden met zijn toestemming diverse niet eerder gepubliceerde verhalen over zijn zweefvluchten gepubliceerd. Soms betreft het een uitzonderlijke vlucht, zoals het behalen van een persoonlijk record, een nieuwe mijlpaal in het leven van een de zweefvlieger, soms ook gaat het over een ``gewone'' vlucht. In alle gevallen echter is het een bijzonder verslag, dankzij het observatietalent van de schrijver en zijn hoogst persoonlijke woordkeuze en vermogen tot nauwgezet formuleren.
De onderstaande verhalen kunnen zweefvliegers inspireren. Lezers die liever met beide benen op de grond blijven kunnen door deze verhalen begrijpen wat er zo prachtig is aan deze voor velen betaalbare sport.
Frans Goddijn
De ingrediënten leken ideaal te zijn. De juiste windrichting (N-NO), de juiste windsnelheid (5-10 knopen), de juiste cumuli (2/8) in de juiste rangschikking (lange straten) met hoge basis (1400-1650 meter), de juiste thermiek (2 tot 5m/s) op het juiste tijdstip ontstaan (10.00 uur lokale tijd), en vooral het juiste zicht (meer dan 20 km.). Het animo was die dag op Terlet opvallend gering. Slechts acht privevliegers, mij inbegrepen, zouden de lucht in gaan.
Om 11.30 uur lonkten reeds de prachtigste wolkenstraten zoals ik ze nog nooit eerder op Terlet heb gezien. Al met een speciaal voorgevoel dat het die maandag wel eens de dag kon worden, had ik thuis al mijn overlandspullen in orde gemaakt. Op Terlet, na het monteren van de Cirrus, doelverklaringsformulier en barograaf ingevuld en af laten tekenen door Henk Frohwein. Naast de PH-472-registratie de startfoto gemaakt, vervolgens camera vastgeschroefd aan cockpitrand, barograaf bevestigd en aangezet. Kaarten, proviand en sleeplijn mee en de kist was startklaar. Twintig minuten eerder dan ik, vertrok om 12.00 uur in de ASW-24 van het NZC (Whisky Mike), Pieter van Otterloo. Hij had hetzelfde plan als ik. We zouden allebei Terlet-Hoogeveen-Venlo-Terlet gaan vliegen.
Zelf startte ik om 12.20 uur achter de Maule (ik wilde op eigen verzoek een sleepstart nemen). Drie minuten later op 500 meter hoogte ontkoppeld. De eerste tien minuten was er moeilijk aansluiting te krijgen maar door snel naar een bovenwindse, goeduitziende cumul te vliegen kon ik op 400 meter een bel van 4 meter centreren. Die bracht mij naar 1400 meter hoogte, genoeg om linea recta naar Deventer toe te steken. De Whisky Mike zat al bij Raalte. Direct achter mij kwam Henk Frohwein met Janus aansnellen. Hij nam een leerling mee voor een VO-overland, via Hoogeveen en Borkenberge. Ondanks de nog vrij sterke noordoostelijke bovenwind (ca. 20 knopen) was het die dag aanbevelenswaard om toch eerst naar het Noorden toe te gaan, want beneden de grote rivieren zou het pas later goed worden. In het Zuiden bevonden zich nog restanten van een oud front.
Van Deventer tot aan Hoogeveen heb ik vrijwel rechtuit gedolfijnd met 100-160 km/uur op de klok. Hoogte tussen de 1000-1350 meter. Ik vloog het gehele eerste been in constante formatie met de Janus. Het zicht was ongekend mooi. Zelden was het zo helder. Om 13.35 uur Hoogeveen moeiteloos gerond en foto genomen van het seinenvierkant voor het clubhuis. Ik zag nog een bekende in dezelfde bel verschijnen, waarin ik vloog. De Alpha 3 (Hornet) van Nol van Geuns. Bekend om zijn dagrecords, hoge reissnelheden en geiemproviseerde overlands. Nadat ik boven Hoogeveen een raketbel heb uitgedraaid begon ik aan mijn tweede been naar Venlo. De Whisky Mike van Pieter was niet zo heel ver van mij. Hij passeerde zojuist Ommen-Noord. Het zat hem niet mee. Zijn hoogte bedroeg tussen de 600 en 800 meter. Ruim twintig minuten later hoorde ik over de radio dat hij nog maar op 450 meter zat. Hij deed de laatste pogingen om weer omhoog te komen. Toen ik langs Lochem kwam, vernam ik dat hij vlak ten noorden van Doetinchem er onderuit was gegaan. Helaas, pech, dat kan iedereen overkomen. Het (overland)zweefvliegen gaat nou eenmaal niet altijd over rozen. Gelukkig heeft hij drie maanden later vooralsnog zijn 300 kilometer-poging met succes kunnen volbrengen. Ikzelf kon nog zonder moeite kaarsrecht tot aan Zevenaar toe dolfijnen.
Toch begon het even ten noorden van de Rijn ook voor mij wat minder gemakkelijk te worden. Het stijgen werd zwakker, ik zat tussen de 900 en 1200 meter en de bedekkingsgraad nam af tot "1/32e cumulus". Op 1150 meter hoogte stak ik de Rijn over bij Emmerich. Inmiddels hoorde ik over de radio dat de Janus op 1600 meter boven Borkenberge zat. Richting Venlo werd het steeds blauwer met slechts een verspreide platte cumul. Het was tussen Kleef en Goch op 1100 meter veel cirkelen geblazen. Moed leek mij even in de schoenen te zinken. Ik dacht er zelfs even aan om naar Terlet terug te keren, maar dankzij de pittige bovenwind kwam de dubbele brug van Venlo steeds dichter binnen glijbereik.
Dus ik vloog door en liet me niet meer van de wijs brengen door de blauwe gaten. Wie niet waagt, die niet wint. In de "cumulloze" stukken werd ik aangenaam verrast. Het ging met ruim 3 m/s flink omhoog. Won snel hoogte tot 1300 a 1400 meter om naar de brug toe te vliegen voor de foto. Het gehele tweede been heb ik volgens de rechte koerslijn op de kaart afgelegd. Ik heb niet een keer omwegen hoeven te maken. Om 16.00 uur de dubbele brug op de gevoelige plaat vastgelegd en Venlo gerond. Een nieuwe "knoeperd" bracht mij met 4 m/s naar 1600 meter hoogte. Langs de Maas begonnen zich later toch nog wat cumuli te ontwikkelen. De kans op een behouden thuiskomst leek toe te nemen. Op het laatste been naar Terlet hoefde ik, met 120-160 km/uur onder de verse platte wolken door, enkel rechtuit te vliegen, zij het met lange steken. Bij Malden en Nijmegen was de thermiek zwakker en zakte ik van 1150 naar 900 meter. Boven Nijmegen nog meer zakken en ik dreigde er bijna onderuit te gaan, terwijl ik de beruchte Betuwe nog over moest. Maar... een plotselinge 3.5meter-bel ten noorden van de Waal was de reddende engel en van 800 (minimale hoogte van de hele vliegtocht!) klom ik naar 1650 meter. Boven Elst mijn final glide ingezet. Met 170 km/uur op 1200 meter boven Arnhem riep ik enthousiast over de radio Terlet op dat ik er aan kwam. Ik hoefde alleen maar af te dalen en circuit te maken. Er volgde een feilloze landing op de L-strip NO. Exact om 17.20 uur kwam de PH-472 tot stilstand. Exact vijf uur gevlogen. Een mooie tijd voor zo'n parcours.
Dan restte mij nog het maken van de sluitfoto en het af laten tekenen van het barogram. Totaal afgelegde afstand 317 km. Ik werd uitbundig gefeliciteerd en de vreugde was enorm. Naast de Gouden Afstand heb ik tevens mijn eerste diamant gehaald (doelvlucht). Na deze schitterende mijlpaal had ik maar in een ding zin. Twee koude pilsjes met feestelijke gezelligheid aan de bar. Het was weer ouderwets knus in de "bel".
(Er is een inhoudsopgave bovenaan deze pagina.)
Alvorens aan het verhaal van mijn belevenis op grote hoogte te beginnen, eerst een uiteenzetting over Aosta en de definitie golfstijgwind.
Aosta ligt in het uiterste noordwesten van Italiee, op 550 meter hoogte in een nauw dal, dat van west naar oost loopt. Circa dertig kilometer ten westen daarvan bevindt zich de Mont-Blanc. Het gebied is beroemd om het zeer goede zweefvliegweer. Naast thermiek en hellingwind is het vooral de golfstijgwind (of golf) waarvan de zweefvliegers profiteren. Daarmee zijn enorme hoogtewinsten mogelijk. Op een gegeven moment kan men bijna naast de grote straalverkeersvliegtuigen vliegen. Het is het Mekka van de gouden (3000 meter) en diamanten (5000 meter) hoogtewinst. Golf vormt zich wanneer een krachtige noordwestelijke luchtstroming loodrecht op een langgerekt bergketen blaast. Door de werking van de bergkam ontstaat aan de lijzijde een golvende beweging in de lucht. Daarin komen zeer sterke stijgende en dalende snelheden voor. Soms verschijnen er typische wolken in de vorm van strakgeslepen lenzen of slanke vissen, die op een plek blijven staan. Ze worden altocumulus lenticularis genoemd. Gemakshalve noemen zweefvliegers hen "lenti's".
Terwijl er in de golf sprake is van ronduit rustig stijgen is het in de onderste 2500 meter, dus even onder bergtophoogte, zeer turbulent. De harde wind die over het onregelmatige aardoppervlak waait veroorzaakt woelige bewegingen. Vlak onder de golf vormt zich een stationaire, horizontale wervelbeweging. De rotor. Herkenbaar aan kleine, rafelige cumuluswolken boven het dal. Hierin komen bijzonder krachtige, maar onregelmatige opwaartse en neerwaartse stromingen voor. Om aansluiting te krijgen met de golf, maakt de zweefvlieger hiervan gebruik. Ieder vroeg voorjaar organiseert het NZC Terlet een expeditie naar Aosta en stationeert daar zijn vliegtuigen.
En nu de vlucht.
Vliegveld Aosta, vrijdag 21 maart 1997. De ochtend en vroege middag begonnen schijnbaar kalm. De hemel was onbewolkt en nevelig. Er stond geen zuchtje wind. De majestueuze bergtoppen waren nog met vage contouren zien. Om 13.00 uur verdween de heiïgheid en werd het helder. Er werd vanaf baan 27 in westelijke richting gestart. Algauw deelde Gian Lucca, die de veldleiding op een typisch Italiaanse, humoristische wijze vertegenwoordigde, mij mede plaats te nemen in de ASK-23, de PH-882 (Romeo November). Rond dat tijdstip stak in volle sterkte de Mistral op. Naar schatting bedroeg de windsnelheid 20 knopen. Boven het dal ontstonden fractocumuli (kleine, rafelige plukjes) en da'a'rboven was zelfs een "lenti" in wording. Zo te zien zou het best wel eens een dag met puike golfstijgwind kunnen worden. Rob Schouten, een van de Nederlandse sleepvliegers die al geruime tijd in Aosta was, trok mij om 13.43 uur met een Robin-sleepvliegtuig naar de helling van de Mont Emilius. Deze 3,5 kilometer hoge berg ligt aan de zuidrand van het vliegveld en loopt steil omhoog. Bij noord-noordwestenwind is er sterke hellingwind te verwachten. Op 840 meter QFE ontkoppelde ik en vloog in matig stijgen achtvormige bochten langs de besneeuwde rotsmassa's. Het ging nog vrij moeizaam. Tussen het stijgen zaten er plekken met fiks dalen. Na een piek van 1500 meter zakte ik even tot onder de 1000 meter hoogte.
Maar algauw werd het beter. Het spoot met 4 à 5 meter per seconde omhoog. Binnen enkele minuten zat ik op 2250 meter en besloot in westelijke richting te steken, naar het wintersportplaatsje Pila. In die buurt lonkten de kleine plukjes die op thermiek en mogelijk rotorstijgwind duidden. De lenti, die er boven stond, was inmiddels aardig gegroeid. Daar moest waarschijnlijk de aansluiting zitten met de golf. Doordat dalen en stijgen sterk afwisselden en ik van tijd tot tijd weer lager zat moest ik worstelen om opnieuw te kunnen klimmen. Mijn hoogte varieerde tussen de 2200 en 2700 meter. In het dal, even ten westen van de stad, ontstond een groep fractocumuli die er nog beter uit zag. Ik ging het daar maar eens proberen. Het stijgen was nog enigszins verbrokkeld, maar niet turbulent. Van een rotor leek geen sprake te zijn. Eerder van gewone thermiek die door de wind van de noordelijk gelegen (zonbeschenen) bergwanden in het dal geblazen werd. Deze nam in sterkte toe.
Ik gooide de kist steil op zijn kant en zo kachelde ik met 3 tot 5 meter per seconde naar 3000 meter. Op die hoogte aangekomen werd de atmosfeer opvallend kalm. De vario piepte echter onverminderd met +5 meter. Nu vloog ik in de golf en richtte de neus van de K-23 in de wind op 330 graden kompaskoers en trimde de snelheid af op 70-75 kilometer per uur. Ten opzichte van de grond stond ik bijna stil. Het was zo' rustig dat ik de kist met de toppen van mijn vingers kon besturen. Boven de 3000 meter moest ik van de zuurstofinstallatie aan boord gebruik maken. Ik draaide de kraan open en selecteerde de toevoer op 2 liter per minuut. Vervolgens zette ik het ademmasker op.
Af en toe keek ik voor de navigatie naar de grond met als referentiepunten het vliegveld rechts van mij en links een opvallende bergtop. Het woei op 3500 meter zo hard, dat ik moest uitkijken dat de kist niet achteruit werd gezet! Daarentegen verlegde ik héél langzaam, naarmate ik hoger kwam, de positie van het zweefvliegtuig tegen de wind in. Zo bleef ik in het beste stijgbereik van de golf. Op 4000 meter ging het nog steeds zo'n dikke 5 meter/seconde omhoog. De bergen zonken zichtbaar in de diepte weg. Vanaf 5000 meter hoogte liep het stijgen terug naar 2 - 3 meter per seconde. De zuurstoftoevoer werd op 4 liter per minuut gezet. Zo nu en dan draaide ik een wijde bocht om in de opwaartse tak van de golf te blijven.
Op 6500 meter aangekomen slaakte ik een zucht van verlichting. De diamant is binnen. En daarbij ontvouwde zich geleidelijk een panorama van adembenemende schoonheid. Vóór mij lag het Zwitserse Rhônedal met de bekende knik bij Martigny. De Mont-Blanc leek te zijn verworden tot slechts een hoopje sneeuw. Rechts een rijkdom aan bergtoppen en ruggen met daartussen de dalen als kronkelende groeven. De Monte Rosa en Dufour waren in de verte als dikke bobbels te zien. In het Zuiden, lagen in de diepte, de nevels van de Golf van Genua en de Middellandse Zee.
Over de radio was in het Duits en Nederlands het gejuich van diverse vliegers hoorbaar. Gerrit Harder, die op de andere Terletse K-23 vloog, was er eveneens in geslaagd het felbegeerde steentje voor de 5000 meter hoogtewinst te veroveren en Wim ten Klooster zat in de Echo Romeo (LS-4) op maar liefst 8000 meter. Bij mij was de fut er echter rond de 6700 meter uit. Hoewel ik nog het beste stijgen weer terug probeerde te vinden, bleef het een schamel nulletje. Ik besloot andere plekken te gaan zoeken, zoals de Mont-Blanc en de Grand Combin. Volgens de radio zaten bij de eerstgenoemde berg Duitse zweefvliegers op maar liefst 8300 meter. Maar het resultaat was langdurig 5 meter dalen. Ik verloor veel hoogte terwijl de kist amper tegen de wind in vooruit kwam. Omdat ik het zonde vond om duizenden meters kwijt te raken veranderde ik op 5200 meter van koers en vloog naar de Grand Combin, een grote bergtop 25 kilometer noordoostelijk van Aosta.
Misschien zat ook daar een golf die hoger ging. Maar ik kwam bedrogen uit. 5700 meter was het maximum. Een kwartier later zag ik, vanuit het zijdal van Valpelline, dat er boven Aosta een indrukwekkende lenticulariswolk stond. Als een ongeïdentificeerd vliegend voorwerp stak het witgrijze gedaante beneden mij scherp tegen het berglandschap af. Ik wijzigde drastisch mijn koers en wilde dit wonderlijke wolkentype wel eens van dichtbij bekijken. Terug boven de stad, op 5100 meter, vlak voor de lenti, begon het stijgen geleidelijk toe te nemen. Eenmaal weer in de golf ging het ditmaal echt als een speer omhoog. De naald van de vario leek in de volle aanslag krom te staan. Moeiteloos klom ik naar 7000 meter. Op die hoogte was het muisstil. De stilte leek haast onwerkelijk te zijn en een heilzame, kalmerende werking te hebben. Je vergat alles wat zich ver beneden het zweefvliegtuig afspeelde, zoals de drukte op het veld en het zwoegen om omhoog te komen in de verwaaide thermiek. De stijgsnelheid was teruggelopen tot 1,5 meter per seconde.
Ik genoot van het oneindige uitzicht. De lucht had een diepblauwe kleur en het landschap toonde een aanblik die nog fascinerender was. Het Alpengebied leek overgegaan te zijn in e'e'n ruw sneeuwtapijt met een mozaieek van donkere vlakken. Pas dan besef je hoe prachtig dit Europese gebergte is. Mijn absolute hoogte was 7260 meter. Ik kon nog door gaan. Er waren echter zaken die nauwlettend in de gaten moesten worden gehouden. Intussen was de zuurstofvoorraad al aardig geslonken. Ik had nog minder dan een halve fles over. Voor mij was dit de aanleiding om maar eens aan de afdaling te beginnen. Daarnaast werd er over de radio voor sterke crosswind (20-25 knopen) en zware grondturbulentie gewaarschuwd. Het sleepvliegbedrijf was zelfs om die reden gestopt.
Terwijl ik van grote hoogte langzaam naar beneden gleed, had ik ruim de tijd om me rustig voor te bereiden op de landing. Een landing die alles van de piloot verlangt wat hij kan. Na twintig minuten zat ik op 2000 meter. De lucht werd voelbaar onrustiger en dat was na het vliegen in absolute stilte weer even wennen. Hoe lager ik kwam, des te woeliger de atmosfeer. Het vergde veel concentratie om het toestel onder controle te houden. Van Jan van Genne heb ik geleerd hoe je dat het beste in zo'n turbulentie kunt doen. 15 kilometer boven de normale snelheid vliegen en met het voetenstuur kleine, tijdige maar rustige correcties geven. De knuppel moet niet te krampachtig, zoveel mogelijk neutraal worden gehouden. Tevens stuurde ik op final flink op. Op die manier is het me gelukt de Romeo November veilig aan de grond te zetten.
Om 17.12 uur stond de kist stil. Met verkleumde voeten stapte ik uit en keek of de barograaf inderdaad geschreven had. Deze vraag werd bevestigd door een indrukwekkende curve. Een lang gekoesterde droom is uitgekomen. De diamant is bewaarheid. Hoogtewinst 6250 meter. Zelden heb ik zo'n vreugdegevoel meegemaakt. Volgend jaar kom ik weer terug in Aosta, want golfvliegen schijnt een sterk verslavende werking te hebben.
(Er is een inhoudsopgave bovenaan deze pagina.)
Afgelopen zondag (20 april) heb ik een fantastische vlucht gemaakt. Er waren die dag zeldzaam mooie wolkenstraten met een basis van 2000 meter en het steeg op vele plekken 4 tot 5 meter in de volle aanslag. De cumuli waren schitterend plat en langwerpig. De straten leverden indrukwekkende ribbelpatronen op. Cirkelen was bijna niet nodig. Het zicht was z˘ perfect, dat je vanaf Apeldoorn Hoogeveen kon zien liggen en vanaf Zutphen Venlo. Heel Flevoland en de Noordoostpolder met het Veluwemeer, Gooimeer en het IJsselmeer tekenden zich messcherp af. Zelfs de kop van Noord Holland was zichtbaar!
Vanaf zo'n 1600 meter hoogte waren steden en dorpen tot in de kleinste details te bewonderen. Wel heb ik er een flinke prijs voor moeten betalen eer ik hiermee beloond werd. De dag kenmerkte door een enorme, haast kermisachtige drukte op de NO-strip. 48 kisten. Het ging er hectisch aan toe. Iedereen leek een gejaagd humeur te hebben en werd snel prikkelbaar. Want de overlandkoorts was in volle hevigheid losgebarsten. Behalve de volte speelde een ijskoude, vlagerige grondwind de nodige parten. Snelheid circa 14 tot 20 knopen bij een temperatuur van 6 graden Celsius. Het is maar even dat je het weet.... Boven zou het nog kouder zijn en nóg harder waaien. Door deze overgekookte heksenketel startte ik pas om 12.55 uur achter het Husky-sleepvliegtuig.
En nu de vlucht op de Cirrus (PH-472): Na van de sleepkist ontkoppeld te hebben, centreerde ik een 4 meter-bel en klom moeiteloos naar 1700 meter. De bovenwind was inderdaad knoerdhard. Ik schatte de sterkte op 35 knopen. Toen ik tegen de basis zat, bevond ik me al boven de A-12, ter hoogte van Schaarsbergen! Ik stak tegen de wind in naar het noordwesten en vloog even later boven de Westelijke kant van de Veluwe, tussen Kootwijk en Putten. Er was één lange, donkere wolkenstraat die tot aan Zwolle liep. Al "dolfijnend" (rechtuitvliegend, langzamer in stijgen, sneller in dalen, snelheid 100-160 km/uur) kwam ik tot Hattem. Bij Zwolle ontwikkelde zich een sneeuwbui. Daarom veranderde ik boven Hattem van koers en vloog naar Raalte-Lemelerveld. Hoogte variërend van 1300 tot 1800 meter. Boven het zweefvliegveld van de Aeroclub Salland keerde ik, na van het uitzicht genoten en her en der wat rondgecirkeld te hebben, terug naar het Zuiden. Voorbij Ommen hing er wel een erg donkere plak met kans op een (sneeuw)bui. Mijn doel was nu Lochem, waar mijn enige, nog levende grootmoeder van 94 jaar in een verzorgingshuis woont.
Hier was de thermiek wat twijfelachtiger en er zat op diverse plekken veel dalen. Snel stak ik naar een mooie straat die boven Zutphen begon en waarschijnlijk door ging tot aan Nijmegen. Vanaf 1150 meter, even ten Oosten van Zutphen, een schop onder de kont. Met vier-en-een-halve meter zat ik in "no time" op 1800 meter. Rechtuit kon ik meteen naar Malden vliegen. Ik passeerde Terlet op 1900 meter. Voorbij Terlet, dus voorbij CTA-Amsterdam East FL65, kon ik naar 2000 meter doorklimmen. Het was zondag, de 6500-voetgrens van de Nieuw-Milligen- luchtruimcontrole was die dag niet van kracht. Ineens dwarrelden er sneeuwvlokken langs mijn toestel. Het ratelde en tikte op de kap. Het was hele droge sneeuw die zowat een kartonachtige substantie leek te hebben. Op die hoogte vroor het maar liefst veertien graden!
Zo nu en dan sneeuwde een vette cumul volledig uit. Meestal kon ik zulke buitjes wel omzeilen omdat ze zichtbare valstrepen hadden, maar in dit geval werd ik toch overvallen. En dan was het opletten, in verband met het gevaar voor ijsafzetting op de vleugels. Snel er weer uit. Ik kreeg het op die 2000 meter behoorlijk koud en wilde niet te lang op die hoogte blijven hangen. Enige minuten later arriveerde ik, na door een sterk daalwindgebied gevlogen te hebben, op 1400 meter boven zweefvliegveld Malden. Dat is als een groot kruis ten zuidoosten van Nijmegen te zien. Daar was de thermiek ruiger en onrustiger. Met schokken en stoten klom ik boven dat veld naar 1700 meter en vloog ijlings terug naar Terlet. De wind bleef stevig doorblazen. Ik kwam nauwelijks vooruit, al vloog ik 130 à 140 km/uur. De Waal kroop met een schijnbare traagheid onder me door. Maar ik hoefde niet bang te zijn om tekort te komen. Overal was er wel een keten van superthermiekbellen te vinden. Na 3 uur en 17 minuten en 177.5 kilometer gevlogen te hebben stond ik, goedgeluimd, weer op het gras van de noordooststrip. Een magnifieke dag.
(Er is een inhoudsopgave bovenaan deze pagina.)
Verkerend in de roes van de vorige dag hoopte ik ook nog op maandag 21 april een lekkere vlucht te maken. De dag begon wederom helder, later ontwikkelden zich de plukjes en om half 12, toen mijn toestel klaar was, zat menigeen al op 1500 meter te cirkelen.
Zo heerlijk was het die zondag, zo bedrogen kwam ik deze dag uit. De thermiek was helemaal niet zo fraai. Het waren kleine, lastig te centreren "slurf"-bellen waarin het er wild aan toe ging. De Cirrus schudde en stampte. De snelheidsmeter danste flink op en neer. Het was knokken geblazen en het toestel was amper onder controle te houden. Ik ben nog wel buiten Terlet gegaan. Richting Emmerich, van Emmerich naar Apeldoorn-Noord en vandaar uit naar Lochem en uiteindelijk weer Terlet-waarts. Niet zo ver als zondag dus. De basis zat op 1900 meter, maar de cumuli droogden snel op en later was er veelal blauwe thermiek te vinden.
Na 3 uur en 28 minuten vliegen en intensieve concentratie kreeg ik tijdens de landing de schrik van mijn leven. Ik zat op 100 meter op final, niet te hoog, maar ook niet te laag boven de dennenbosjes (we startten en landden ZW). Ik zag dat ik het doellandingsvierkant wel zou halen. Alles leek goed te gaan en mijn daalsnelheid was oké. Plotseling, op slechts 15 meter hoogte, zag ik een enorme "dust-devil" (zandhoos, thermiekhoos) regelrecht op mij afkomen. Een kleine zand/grastornado schopte de hele landing in de war. Met vol kleppen open werd ik 5 meter/seconde omhoog gezogen. Daarbij schoot ik met sterk oplopende snelheid (120 km/per uur) het gemarkeerde vierkant voorbij. Ik kon de kist nu echt niet meer onder controle houden. Vervolgens werd ik weer even bruusk omlaaggesmeten. De snelheid viel weg, de roeren hadden geen effectiviteit meer en ik vloog met mijn kop tegen de prikkeldraadstangen. Alles ging zó snel.
Wat ben ik me lens geschrokken. Koelbloedig als ik was sloot ik de kleppen en vierde de knuppel. Op het laatste nippertje wist ik wonder boven wonder de Cirrus veilig aan de grond te zetten. Ik kwam heel ver in het veld en reed in de uitloop door een paar diepe greppels en kuilen. Ik stootte wéér mijn hoofd. Gelukkig geen verwondingen en ook geen schade aan het vliegtuig. Goddank, ik leef nog. Het had weinig gescheeld of de afloop had fataal kunnen zijn.
Tot nu toe lijkt in benauwde situaties een beschermengel over mij te waken. Voor dit soort heftige verschijnselen hoef je niet naar de woestijnen van het Midden-Westen van de V.S., noch naar die van Australië. Ze komen ook op Terlet voor. In het verleden hebben deze thermiekhozen wel eens een geparkeerde Ka-6 of een Libelle drie meter van de grond getild en weer neergekwakt. Schade 8000 gulden per kist.
Ad Wijsman, een instructeur van de Gelderse Zweefvliegclub, die ik vanaf het begin van mijn zweefvliegen ken en als een aardige, vertrouwde man zie, was er ook op die maandag. Hij hoopte zijn 300 kilometer driehoek te vliegen. Op z'n privé ASW-24, de Whisky-Mike. Het werd zijn achttiende poging in de dertig jaar dat hij van zijn "goud" droomt. Zijn opgegeven parcours was Terlet-Hoogeveen-Venlo-Terlet, 316 kilometer. Aan het begin van de dag en aan de cumuli te zien en na mijn hoopvolle start om 11.57 uur met nog een rustige 4 meter stijgen tot 1600 meter, leek alles rooskleurig er uit te zien. Direct na mij vertrok de Whisky Mike. Totaal veertig jaar zweefvliegervaring en eindelijk zijn goud voltooien? Zou het eindelijk gaan gebeuren?
Het werd echter een pechdag. Hij vloog nog wel naar Hoogeveen maar op het tweede been naar Venlo moest de poging in de buurt van Nijmegen worden afgebroken. Daar kwam hij erg laag te zitten. Na moeizaam scharrelen en schuifelen besloot Ad terug naar Terlet te vliegen. Langs de Maas was de lucht aan de stabiele kant. Het stijgen was er zeer schaars. Er zaten nogal wat dode plekken. Op de radio hoorde ik dat de Whisky Mike op slechts 750 meter boven Arnhem zat.
Wat jammer. Ik had zo gehoopt dat hij het zou halen. De vorige dag had een 300 km. gemakkelijk gevlogen kunnen worden, maar toen had Ad dienst, zo werd mij verteld. Helaas, het zweefvliegen is niet enkel rozegeur en maneschijn. Dat blijkt maar al te duidelijk. Maar na teleurstellingen komt dikwijls ook weer een overwinning. En dat geldt zeer zeker voor deze sport.
(Er is een inhoudsopgave bovenaan deze pagina.)
Terwijl ik de romp uit de aanhanger haalde, vertrok mijn vader. Hij kon nog net op tijd naar zijn afspraak toe en ik wenste hem succes. Het inelkaarzetten van de PH-472 ging zeer voorspoedig. Je kan haast zeggen, in een recordtempo. Amper een uur na wegrijden van huis kon ik gaan zitten. Van de DDI mocht ik als één van de eerste een sleepstart nemen. Om 12.25 uur gespte ik de riemen vast en wachtte op de Husky die mijn kant uit taxiede. Hans Groeneveld vloog erop. Intussen lonkten de cumuli als nooit tevoren en ik was verzekerd van betrouwbare aansluiting na de start. Zoals gebruikelijk deed ik mijn cockpitcheck. Even later werd de kabel aangehaakt. Vervolgens bracht de tiploper de vleugels van mijn zweefvliegtuig horizontaal. Ik gaf via de radio het startsein door en de Husky begon de kabel strak te trekken. Om 12.33 uur was de kabel strak en de Cirrus zette zich in beweging. De aanloop vroeg om serieuze concentratie, temeer dit type in het begin van de sleepstart een slechte rolroerwerking heeft. En zeker met de oneffenheden in het terrein. Al gauw kwam ik los. In een rustige klimvlucht met flauwe bochten en 120 km/uur IAS bracht Hans me naar een goede wolk. Op 550 meter ontkoppelde ik. In 0,5 tot 1 meter stijgen klom ik naar 780 meter. In het eerste uur waren de bellen nog vrij klein en zwak. Langzaam vliegen (circa 78 km/uur IAS) en vrij steil draaien leken me de beste oplossing om er zo gunstig mogelijk gebruik van te maken. Nog voordat ik de wolkenbasis had bereikt, hield de opwaartse beweging op. In 2 meter zakken zocht ik verder. Dat was niet eenvoudig. Onder elke wolk moest ik goed voelen waar het stijgen zat. Geregeld kwam een buizerd of een valk me gezelschap houden en dan pas wist ik ongeveer waar ik mijn hoogte verder kon opbouwen. Deze vogels zijn ideale thermiekwijzers. Terwijl ik zachtjes naar boven cirkelde, ontvouwde zich een prachtig panorama. Het zicht was grandioos. Het gedempte najaarslicht van de relatief laagstaande zon zorgde voor scherpe licht-donkereffecten en adembenemende kleurschakeringen. Ik vind dit jaargetijde, samen met het vroege voorjaar het mooiste van het hele zweefvliegseizoen.
Geruime tijd vloog ik ten zuiden van Terlet, boven Arnhem-West, Rijnstate-Ziekenhuis en Schaarsbergen. Ik wilde bovenwinds blijven en mijn actieradius nog niet vergroten omdat ik de kans niet gering achtte dat ik er vroegtijdig onderuit zou kunnen gaan, met als gevolg een buitenlanding vlak buiten Terlet. En dat doe ik niet graag. Toen ik op een gegeven moment (ca. 13.40 uur) de 1000 meter haalde, durfde ik meer westwaarts te steken. Richting Oosterbeek en Park Hoge Veluwe. Deelen was niet actief, dus we mochten onder de 900 meter over de basis heen vliegen, zolang je maar uit de ATZ (tot 450 meter) bleef. Tussen Oosterbeek en Otterlo waren bijzonder fraaie cumuli te zien. Sommige zelfs in straten. De thermieksterkte bereikte omstreeks 14.00 uur pieken van maximaal 2,5 meter. Ondanks het sterk verspreide karakter voelde deze langzamerhand betrouwbaarder aan en nam de doorsnede toe. Ik hoefde niet meer zo steil te draaien. Met het vorderen van de middag werd de belichting steeds indrukwekkender. Landschappen, bossen, dorpen (Eerbeek, Loenen, Velp), maar ook steden (Apeldoorn, Zutphen en Arnhem) gaven glasheldere contouren weer. Het uitzicht was van een betoverende sereenheid. Ieder huisje, boerderijtje en park lag vredig in een zee van talloze landschappen in pastelachtige herfsttinten. Zelfs op 1000 meter hoogte leek alles voor het oprapen te liggen. Het vliegen verliep voor mijn gevoel uiterst relaxt. De atmosfeer kende ondanks stijgen en dalen, geen turbulentie. Hij was volkomen bewegingsloos. Kortom, een goddelijk genot op deze unieke oktoberdag.
Geleidelijk verlegde ik mijn thermiekzoekgebied naar het noorden, richting Woeste Hoeve en Eerbeek. Boven die plekken vormden zich uiteindelijk de grootste en beste cumuli. Om 14.30 uur bracht een bel van bijna 3 meter me naar 1150 meter. De hoogste waarde van die dag. Profiterend van het kalme, maar regelmatige stijgen dat mij boven de 900 meter hield, maakte ik drie wijde parcoursen om Terlet. Van Eerbeek vloog ik naar Velp, Van Velp naar Oosterbeek en daarna opnieuw noordwaarts om uiteindelijk weer via de Posbank en Rozendaalse Heide terug te keren naar het thuisveld. Hoewel ik op en top genoot, begon ik helaas ook de minder plezierige kanten van deze vlucht te merken. Mijn hoofd voelde zwaar aan en om 15.15 uur drukte de blaasinhoud zo sterk dat ik besloot af te gaan dalen. Het beste was zo dit rustig mogelijk te doen. Ik maakte kleine stuuruitslagen, draaide wijde cirkels en zodra ik nog stijgen tegenkwam, bespoedigde ik de daalvlucht door de remkleppen half te openen. Dankzij de volkomen kalme atmosfeer was dit goed te doen. Op 240 meter op circuit (linkerhand) gegaan. Dwarswindbeen en final verliepen zonder bijzonderheden en ik deed er alles aan de vlucht af te ronden met een veilige "touch-down". En dat lukte. Ter hoogte van de aanhangers maakte ik een zachte, afgevangen landing. De kist kwam zo rustig neer dat ik de aanraking niet eens voelde. Om 15.37 uur stond ik stil. Ik klikte riemen en chute los en stapte uit. Het eerste wat ik deed, was me bevrijden van de inmiddels in buitensporige omvang toegenomen blaasinhoud. Hierna haalde ik opgelucht adem. Een gevoel van vreugde en voldoening overweldigden me. Ik verkeerde in een ware juichstemming. Wat was ik blij! Dat ik eringeslaagd ben het seizoen af te sluiten met zo'n schitterende vlucht! Wie had dat kunnen denken!? Mijn totale vluchtduur bedroeg 3 uur en 4 minuten. Tevens heb ik een nieuw persoonlijk record gevestigd. Nog nooit heb ik zo laat en ver in het najaarsseizoen een vlucht van meer dan 3 uur kunnen maken. Een dergelijke vliegduur op 16 oktober mag gerust een fenomeen worden genoemd. Mijn oude record van 3 uur en 6 minuten was op 13 oktober 1999.
Even later kwam iemand met de elektrocar me uit het veld halen. Staartwiel eraan en met de linkertip van de Cirrus in mijn hand liep ik vol blijdschap naar de aanhanger. Spoedig daarna landden ook de andere privévliegers. Eén ervan vertelde me (IKK, Ventus Turbo, voornaam vlieger: Remmo) dat hij helemaal naar Hilversum en Wijk bij Duurstede was geweest, zonder de thuisbrengmotor in te hoeven schakelen! Maar, zei hij, ik kwam daar niet hoger dan 700-800 meter. Bij Tiel zat Remmo op slechts 500 meter. Hoewel ik met de andere vliegers gezellig over de ervaringen van die dag praatte en genoot van de knusse sfeer op het veld, kon ik helaas niet te lang blijven. Het zware gevoel in mijn hoofd werd erger. Het ontaardde in stekende hoofdpijn. Ik had het idee dat het sterke zonlicht, de koude bovenlucht en de ingespannen concentratie het nodige van me hebben gevergd. Je zou kunnen zeggen dat dit de prijs was die ik voor deze vlucht heb moeten betalen. Nadat ik de Cirrus had ingepakt, arriveerde mijn moeder. Haar golfdag zat er op. Zij wist van mijn verblijf op Terlet. Mijn vader had haar op de golfclub verwittigd. Samen brachten we de aanhanger terug en gingen we naar huis. Het was de gelukkigste dag van de maand. Die konden ze nu echt niet meer van me afnemen! Dankzij deze late thermiekvlucht zal de winterstop korter uitvallen, hetgeen gunstig is. Maart volgend jaar hoop ik opnieuw het luchtruim te kiezen en misschien dat we dan elkaar weer eens zien.
(Er is een inhoudsopgave bovenaan deze pagina.)
Kees Momma is ongetwijfeld de beroemdste autist van Nederland. Zijn vorige boek En toen verscheen een regenboog ging als warme broodjes over de toonbank. Hij figureerde in Ivo Niehe's TV-show en in een televisie-documentaire. Hij maakt prachtige, zeer gedetailleerde tekeningen en maquettes. Inmiddels heeft hij ook zijn diamanten speld als zweefvlieger, het bewijs dat hij in staat is om op eigen kracht op kilometers hoogte boven de Alpen te vliegen.
Dat is allemaal behoorlijk bijzonder. Want Momma heeft wel degelijk een
forse handicap. Zoals alle autisten is hij nauwelijks in staat om de
subtiliteiten van de menselijke omgang te doorgronden. Hij neemt alles
letterlijk, met alle desastreuze gevolgen van dien. Hij kan niet tegen
opdringerige geluiden zoals niesen of het hard neerzetten van een
koffiekopje. Onrust om hem heen maakt ook hem onrustig. En als hij zich
in het nauw gedreven voelt, wat nogal eens gebeurt, dan wordt hij snel
agressief. 'Wat is de mens toch verschrikkelijk onvoorspelbaar,'
verzucht hij regelmatig.
In Achter de onzichtbare muur, zijn
nieuwe boek, geeft Momma op een speelse manier inzicht in de wereld van
mensen met autisme. Op het eerste gezicht beschrijft Momma heel
dagelijkse dingen, zijn ervaringen tijdens een stage op een kantoor, een
reis door Engeland, zijn pogingen om zweefvliegrecords te breken. Tussen
de regels door voel je zijn worsteling met de wereld van de 'andere
mensen', de conflicten die steeds op de loer liggen, maar ook zijn eigen
wil om toch te doen wat hij wil doen. En dat allemaal in een wat
pontificale stijl, die ongewild geniale zinnen oplevert, zoals: '...de
wereld van perfectie waarin ik vaak verstrikt zit, maakt het helaas
onmogelijk om tegen mijn verlies te kunnen.' Of, als hij op vijfhonderd
meter hoogte met zijn zweefvliegtuig in ernstige moeilijkheden dreigt te
raken: '...het enige wat erop zat was niet in paniek te raken...'
Achter de onzichtbare muur. Een autist op reis door het leven. Door Kees
Momma. Uitgave Bert Bakker. ISBN 90 351 2051. Prijs f. 29,90.